BR 23













BR 23 Gelukkig zijn van deze lok's 9 bewaard waarvan 3 rijdend in Nederland twee bij de VSM namelijk de BR 23 071 en BR 23 076. De SSN heeft de BR 23 023 die rond augustus weer voor het eerste onder stoomstaat na kleine vijf jaar.

Bij Onze Oosterburen is de BR 23 042 nog rijdend en eind september komt daar nog de BR 23 058 bij. Bewaard gebleven in Museum of als Denkmal de BR 23 105 dit is de laatste gebouwde BR 23 / BR 23-019 in Neumark en BR 23 029 in Aalen.

De eerste vijftig uitgeleverde BR 23  waren uitgerust met schuifdeuren in het machinisten. De BR 23 zijn gebouwd tussen 1950 en 1959 door diverse Duitse firma's waaronder Krupp in Essen / Henschel in Kassel en de firma Jung Lokomotivfabrik GmbH, Jungenthal /Maschinenfabrik Esslingen gebouwd.


De locomotieven kregen gelaste frames, ketels en tenders, in tegenstelling tot de geklonken frames en ketels van de oudere DB-machines. Er was een zelfdragende sleeptender van het type 2'2' T 31, ook in gelaste constructie. Ook kregen de 23-ers een centrale smeerpers en een zogenaamde Heizdampf-regler
Bij het loopwerk bestond het voorste wielstel en de eerste koppelwielstel uit een 'Krauss-Helmholtz-Lenkgestell'. Bovendien werd het loopwerk zo uitgevoerd dat de aslast naar keuze op 17 of 19 ton ingesteld kan worden.
De Locomotieven kregen twee Bosch-smeerpompen voor de centrale smering van de door stoom aangedreven onderdelen, maar ook de moeilijk toegankelijke smeerplekken van het loopwerk. Tot het locnummer 023 werden oppervlaktevoorwarmers van het type Knorr en glijlagers toegepast. De Locomotieven met de nummers 024 en 025 en vanaf nummer 053 werden met rollagers voor de wielstellen en het drijfwerk en mengvoorwarmers uitgerust. Slechts enkele locomotieven kregen Heinl-voorwarmers. De Heusinger-Steuerung werd zodanig uitgevoerd, dat er beter achteruit gereden kon worden. 16 locomotieven van deze serie voorzag men bovendien van een zogenaamde 'Wendezug-steuerung', waarbij de machines in trek-duw-combinaties konden rijden.
In de aan alle zijden gesloten loc-cabine monteerde men een geveerde en van onderen te verwarmen voetplaat, om het Locomotiefpersoneel betere werkomstandigheden te bieden. Er was bovendien een kledingkast en een verwarmingsinrichting voor het eten.
In de loop der bouwtijd en ook daarna waren er vele veranderingen. De stoompijpen werden van het machinistenhuis naar de schoorsteen verlegd, enige machines kregen bovendien een bel. Vanaf de 23 071 werden de Locomotieven met Indusi afgeleverd, bij de andere werd deze naderhand aangebracht.

Met de invoering van het nieuwe Baureihen-schema van de Deutsche Bundesbahn per 1 januari 1968, waarbij de locs een computernummer kregen, werd het Baureihe nummer gewijzigd in 023. De Baureihe 23 voldeed zowel in de zware personen- als ook in de lichte sneltreindienst, regelmatig ook voor goederentreinen.[2] Desondanks bleven de Locomotieven niet veel langer dan de Pruisische P 8 (Baureihe 38) in bedrijf, terwijl zij die eigenlijk vervangen zouden. door de inzettende wijziging van tractie verloren zij steeds meer hun inzetgebieden. Op het laatst waren de Locomotieven in de 'Bahnbetriebswerken' CrailsheimSaarbrücken en Kaiserslautern gehuisvest. De planmatige inzet eindigde op 27 september 1975, als laatste Locomotief werd in december 1975 de 23 058 Crailsheim afgevoerd.




BR 23 042  in september 2014 tijdens eisenbahnfest Korbach

















BR 23 040 in Bhf Saarbrucken zomer 1965 
BR 23 076 van de VSm tijdens omlopen in station Apeldoorn 1978

BR 
BR 023 033-4  en daarachter hangt een br 50
BR 023 039-1 erreicht Heilbronn Frühjahr 1971

023 046-6  ihren Zug in die Bahnhofseinfahrt  Frühjahr 1971
BR 23 071  daar voor een BR 212 345 im Bahnhof Kleinblittersdorf
BR 023 054-0 im bahnhof Bullay Juli 1972

BR 23 040 im 1967 im Bahnhof Köln bei der ausfahrt nach Koblenz






Geen opmerkingen:

Een reactie posten